Het dorp, deel 22

22. Wat vissers en wandelaars niet gemeen hebben…
Het valt me in mijn dorp op dat er én veel vissers én veel wandelaars zijn, waarvan het grootste gedeelte van de wandelaars ook een hond heeft. Ik ervaar al enige tijd grote tegenstrijdigheden bij dit type mens of misschien valt het me pas op sinds ik honden heb, dat kan ook.
Niet gezegd dat als je een hond hebt je per definitie niet van vissen houdt. Sterker nog, op zondag zit er vaak een man bij de plaatselijke vijver te vissen en aan een lange lijn ligt een grote Berner Sennen. Het is een aanname, maar ik ga er eigenlijk vanuit dat, als hij niet aan het vissen is, hij grote wandelingen met dit massieve beest maakt.
Maar de meeste vissers kijken je chagrijnig aan als de hond, waar je mee loopt te wandelen, blaft. Laat staan als het om een hond gaat die graag het water in gaat. Je verstoort zijn gebied en dat is ook zo. Maar ja, als er zoveel vissers langs de kant zitten dat je met je hond geen plek meer hebt om hem/haar te laten zwemmen, dan heb je weinig keus. Ook dat water delen immers met zijn allen.
Mijn ervaring is dat een groet er bij de meeste vissers ook niet af kan, terwijl wandelaars elkaar bij het passeren nagenoeg altijd groeten. Als ik met mijn hondjes wandel dan interesseert me dat niet en groet ik gewoon. Een enkele keer hoor je iets uit de mond van de man komen. Het zijn bijna altijd mannen. Of het ook een groet is weet ik niet, maar ik vorm mijn eigen gedachten. Zoek naar het beste in mensen, zeg ik altijd maar.
Eenmalig ben ik enorm geschrokken om een groepje vissers en staat nog op mijn netvlies. Mijn hondje was nog een pup en was iets te enthousiast van een steiger op een bootje gesprongen, althans ze deed een poging. Ze sprong tussen de steiger en het bootje en ik raakte een beetje in paniek. Met mijn stem kon ik haar in het open water loodsen om haar zo naar de kant te krijgen en zo niet, dan was ik natuurlijk zelf het water in gesprongen. Langs de kant zaten enkele vissers die het zagen gebeuren. Toch was hun dobbertje belangrijker en behalve kijken deden ze niets. Mijn stoere hondje zwom zoals ze nog nooit gedaan had en ik kon haar, inmiddels zelf half in het water staand, uit het water oppikken. Ze bibberde want met het voorjaar was het water nog koud en de enige die me te hulp kwam was een man uit het dorp wandelend met zijn hondje. Hij deed zijn jas uit, pakte mijn hondje in zijn jas en stopte het ‘pakketje’ in mijn armen. “Je weet waar ik woon, ik zie mijn jas wel weer tegemoet. En nu snel naar huis die kleine opwarmen en van de schrik laten bekomen.” Toen liep hij door met zijn eigen hondje.
Het is me altijd bijgebleven en misschien heb ik door dit voorbeeld een soort antipathie tegen vissers. Maar de huidige vissers in en om mijn dorp reageren niet anders dan wat ik in mijn hoofd had toen ik hier kwam wonen. Daarnaast vond en vind ik het niet oké om een haak in de vis zijn bek te slaan voor je eigen plezier, ook al gaat de vis weer terug het water in. Maar goed, het is gewoon een ander type mens, zal ik maar zeggen. Neutraler dan dit kan ik het niet verwoorden.