Het dorp, deel 10
10. Bouwers en verbouwers
Bij ‘de bouwers’ kan je denken aan de familie van smartlappen zanger Frans, maar ik bedoel de letterlijke bouwers. Jongens en soms ook meiden die huizen bouwen. Die jongens lopen er sinds kort rond, want op een postzegelstukje grond in het parkje bij het water worden een kleine twintig huizen gebouwd. Waarom daar vraagt iedereen zich af, want er is omliggend genoeg grond. Nou ik denk dat dit al in bezit was van de gemeente en omliggend terrein van boeren gekocht moet worden of iets in die richting. Daar is veel tijd en geld mee gemoeid.
Via iemand die ik ken weet ik dat er eerder een plan voor een soort rustoord voor creatieve ouderlingen is ingediend. Misschien bang voor de overlast van deze hangouderen, is dit toen niet doorgegaan. Maar verschillende, al dan niet levensloopbestendige woningen, mogen wel. Nou daar vinden de dorpelingen wat van … want sinds het moment dat de eerste houtjes de grond in gingen, is het ‘talk of the town’.
Misschien omdat mensen moeite met veranderingen hebben of misschien omdat het als entree voor het dorp een mooi open stukje groen aan het water is of … nou vul zelf maar in. Met de jongens van de bouw wordt vriendelijk gesproken, die doen immers alleen hun werk, maar met de rest zijn de meeste bewoners niet echt blij.
Daar komt nog bij dat de bevochten elektrische laadpaal plots op een punt staat dat er even geen twee auto’s meer konden laden, wat overigens tot voor kort nog een braakliggend stukje was. Ook daar denkt men wat van, zeker de meneer die graag een openbare laadpaal dichter bij zijn huis wilde hebben. Hier dacht overigens een gemeenteambtenaar wel heel gemakkelijk over en had deze al voor de deur bij een andere bewoner in gedachten geplaatst. Waar deze bewoner zijn auto dan maar moest plaatsen, was niet zijn probleem. Gelukkig gaat dat laatste niet door, maar men heeft wel bedacht dat het hofje, waar ik ook aan woon, autoluw moet worden. Maar ja, dat is het al. Immers alleen een aantal bewoners die geen ruimte aan de achterkant heeft, zet de auto voor de deur. Voor de rest is het doodlopend.
Maar daarvan vindt de gemeente dat dit weer niet representatief voor de toeristen is. Hoewel het op een eenvoudige manier op te lossen is, vraag ik me ook direct af … welke toeristen? Behalve bij het kuuroord zelf zien we nauwelijks toeristen. Soms wat verdwaalde fietsers die vanwege de fietsroute even afstappen en rondlopen. Aangezien er nauwelijks horeca is, schiet dat dus ook niet op. En dus … over welke toeristen hebben we het?
Dit alles maakt dat ik wel nadrukkelijker nadenk over hoe ambtenaren tot dit soort bedenksels komen. Er wordt heel beperkt met de lokale bewoners van gedachten gewisseld, terwijl die ook vaak vol ideeën zitten. Ontspruit zich dan iets dergelijks in het hoofd van een ambtenaar en is het voor hem of haar een Eureka moment? Tja, wie zal het zeggen …
Wordt vervolgd …